Als je een wedstrijd wilt winnen, of daar op zijn minst een persoonlijk record wilt neerzetten, dan zal je inspanning een hoge intensiteit moeten hebben. Een kortere wedstrijd, zoals een 5 km, loop je met een hartslag van ongeveer 95 procent van je maximale hartslag. Bij een 10 km is dat ongeveer 90 procent en bij een marathon ongeveer 85 procent. Dat roept uiteraard de vraag op: waarom zou je dan trainen met een lagere intensiteit?
Het antwoord is helder: je bouwt er daadwerkelijk je conditie mee op. De aerobe capaciteit neemt toe, waardoor je lichaam efficiënter koolhydraten en vet om kan zetten in energie. Je langzame spiervezels (die het werk doen tijdens langdurige inspanningen) worden sterker en het zuurstof wordt effectiever vervoert. Bovendien neemt je vermogen om glycogeen (koolhydraten) op te slaan in de lever en de spieren toe.